woensdag 1 augustus 2007

Karakter en koers van het engelse Puritanisme

Door P. Lewis

Het is de vraag of christenen ooit kunnen uitzien naar de bekering van de wereld zonder eerst gezocht te hebben naar de reformatie van de Kerk. Wanneer we vol afschuw kijken naar de toestand van de wereld in deze tijd, kunnen we dan minder bezorgd zijn over de toestand van de Kerk in die wereld? Wanneer de Kerk, die het licht zou moeten zijn in deze donkere wereld, zelf duisternis is, dan is de duisternis pas echt groot! En in een tijd waarin we, in de Kerk van God zelf, te vaak zien dat men de Wet denigreert en de genade misbruikt, dat de waarheid wordt veronachtzaamd en afgedaan wordt als 'louter dogmatiek' en men ervaring op één lijn stelt met openbaring, in zo'n tijd moeten we ons hoognodig afvragen waarom 'de vroegere tijden beter waren dan de onze'.

Voorbijgaan aan het werk van God in het verleden staat gelijk aan het negeren van zijn Woord in het heden. Immers, de hele geschiedenis door heeft God mensen en bewegingen in het leven geroepen die als grote taak hadden om zijn Woord te verklaren aan en toe te passen op hun eigen generatie; en indirect ook op de onze. Zulke mensen waren de Puriteinen en zo'n beweging was het Puritanisme.

De definities van de begrippen 'Puritein' en 'Puritanisme' zijn, vanaf hun vroegste gebruik in Engeland, een zaak van verhitte discussie en wijdverspreide verwarring geweest. Nationale, politieke en sociale elementen, nauw verbonden aan het puriteinse ideaal in de verschillende fasen van haar ontwikkeling, hebben de wezenlijk religieuze en geestelijke betekenis van de term voor een belangrijk deel verduisterd. Zonder te trachten een perfecte definitie te geven, kunnen we zeggen dat het echte Puritanisme is voortgekomen uit drie belangrijke elementen: het nieuwtestamentische patroon van persoonlijke godsvrucht en vroomheid, zuivere leer en een goed geordend kerkelijk leven. De vermenging en het samenspel van deze drie factoren hebben het engelse Puritanisme zo'n verbazingwekkende en inspirerende beweging gemaakt. En dat is ze nog steeds. Inzicht in het Puritanisme komt voor een belangrijk deel voort uit het onderzoeken van deze drie gebieden. Het is om die reden dat we elk van deze elementen achtereenvolgens zullen behandelen, alvorens een korte beschrijving te geven van de geschiedenis van de beweging.

Kenmerken van het Puritanisme

William Ames, een groot leider binnen de beweging, definieerde theologie eens als "de leer van het leven voor God". En met deze definitie beschreef hij kernachtig de uiterst dynamische aard van het Puritanisme. Want het Puritanisme bestond niet slechts uit een stelsel van regels of een uitgebreidere geloofsbelijdenis. Het was een levenskracht. Een visie en een onweerstaanbare drang die de schoonheid van een heilig leven zag en zich daarop richtte. Het Puritanisme verwonderde zich over de verbazingwekkende mogelijkheden van een leven waarin God centraal staat. De Puriteinen waren diep geraakt door de voldoening die zo'n leven verschaft. IJzeren discipline vermengde zich bovendien met vurige toewijding, en dat behoedde de Puritein enerzijds voor onbestendige mystiek en anderzijds voor een louter wereldse religie. Juist dit wonderbaarlijke huwelijk van wet en genade was één van de opmerkelijke kenmerken van de puriteinse godsvrucht. Elk gebied van het leven kwam onder de invloed van God en de leiding van zijn Woord. Iedere dag begon men met (zelf)onderzoekend, ongehaast en ernstig gebed, zowel persoonlijk in de binnenkamer als samen met het hele gezin. Elke taak, hetzij thuis, hetzij op het werk, werd uitgevoerd tot eer van God, daarbij ernstig rekening houdend met zijn volmaakte wil. In elke relatie, zakelijk of persoonlijk, waren geestelijke principes richtingbepalend. Vrije tijd werd met vreugde en ijver gewijd aan de studie van de Schriften, aan het deelnemen aan samenkomsten, aan 'geestelijke gesprekken' of aan wat verder nog kan bijdragen tot het welzijn van de ziel. Om kort te gaan, 'de grote zaak van de godsvrucht' domineerde de ambities van de toegewijde gelovige en nam al zijn energie in beslag. We mogen zeggen dat het Puritanisme grotendeels 'slaagde' waar andere, meer met de kloosters verbonden ideologieën faalden, omdat hier mensen de zuivere leer voorleefden en zo belichaamden, zodat het Puritanisme zichtbaar werd voor de mensen. Mensen zagen in de wereld levens die niet van de wereld waren. Levens die hun eigen levens op vele gebieden wel raakten, maar die tegelijkertijd deel uitmaakten van een morele en geestelijke wereld van adembenemende proporties. Jazeker, men kan zonder overdrijving stellen dat de Puriteinen het eigenlijke Puritanisme waren - want Puritanisme was zichtbaar gemaakte heiligheid.

Deze vitaliteit van het geestelijk leven ging, en hoe kon het ook anders, gepaard met een leerstellige rechtschapenheid en vastberadenheid die bijbels leven baseerde op bijbels denken. Richard Baxter schreef aan het begin van één van zijn boeken:
Zuivere leer ligt ten grondslag aan een zuiver oordeel, een zuiver hart, een zuivere manier van spreken (leven) en een zuiver geweten.

En als het anders was, dan was óf de leer niet zuiver, óf zij werd niet goed begrepen! Godsvrucht komt niet vanzelf op uit de grond en komt ook niet zomaar uit de lucht vallen. Waarachtige godsvrucht wordt niet geboren uit een mystieke ervaring en wordt ook niet aangeleerd, maar komt voort uit het koninklijke huwelijk van waarheid en genade. En de godsvruchtige Puritein was een kind van beide ouders. De puriteinse literatuur kent tal van werken die bij degenen die ze lezen een majestueuze indruk achterlaten. En het lijdt geen twijfel dat de mannen die die werken schreven, zelf de veredelende invloed hadden ondergaan van de leer die ze onder woorden brachten. Hun denken was net zo kolossaal als de hoeveelheid boeken die ze produceerden, maar dat vormde totaal geen belemmering voor hun godsvrucht en vroomheid. Uitgesproken calvinistisch als ze waren in hun theologische traditie, koesterden ze een hoge dunk van de soevereiniteit van God in voorzienigheid en genade. Dit kwam tot uiting in de rust die ze wisten te bewaren temidden van de meest stormachtige ervaringen en in de kracht waarmee ze in staat waren zowel de verschrikkelijke noden, als ook de nimmer falende Toevlucht van de gevallen mens aan het licht te brengen. Zozeer als ze in vervoering werden gebracht door de leer over God, zo hield hun leer over de zonde hen nederig. Omdat ze zowel hun eigen neiging tot zonde herkenden, als de mogelijkheid tot het kwade in de menselijke natuur in het algemeen, hielden ze niet op de zonde te verkondigen als de plaag der plagen en de wortel van alle menselijke ellende. In hun boeken en preken toonden ze de sluwe weg van de zonde in al haar gedaanten, sloopten ze het zelfvertrouwen en wezen de mensen op die redding die slechts de genade verschaffen kan.

Een derde belangrijk kenmerk van het Puritanisme was de plaats die het gaf aan de leer over de Kerk. Het is inderdaad zo dat het Puritanisme als beweging grotendeels begon als een poging om het aanzien van de Engelse Kerk te hervormen. En dat wilde men doen volgens de Schrift en de Schrift alleen. Ze beweerden dat noch burgerlijke, noch kerkelijke gezagsdragers de autoriteit hadden om iets toe te voegen aan het volkomen en definitieve onderricht over kerkbestuur en het kerkelijk leven, dat men aantreft in het Nieuwe Testament. Evenmin had iemand het recht om hieraan iets af te doen of het op wat voor wijze dan ook te wijzigen. Het was om deze reden dat de Puriteinen de anglicaanse ceremoniën, de verplichte kerkelijke gewaden en het episcopaalse kerkbestuur [kerkbestuur met bisschoppen als hoogste gezagsdragers - red.] verwierpen. Dit alles zag men namelijk als het uitvloeisel van traditie en niet van het Nieuwe Testament, zodat de Anglicaanse Kerk voortdurend inconsistent bleef met een aantal basisprincipes van de Reformatie. Wanneer dan ofwel de koning, ofwel de bisschoppen probeerden om traditie dwingend op te leggen of hervorming te verhinderen, dan ging het niet slechts om het al of niet dragen van bepaalde officiële kleding in de eredienst, noch om de vraag door welke vorm van organisatie de meest geschikte vorm van kerkbestuur gerealiseerd werd; in feite ging het om de principiële vraag hoe in zijn algemeenheid zaken geregeld dienen te worden in de Kerk van Christus hier in deze wereld. Dan ging het om het volkomen bepalende principe van de Kerk van Christus op aarde. Hier lagen de belangrijke vraagstukken die het puriteinse denken zo domineerden. Bepaalde de Kerk zelf haar weg in geestelijke en kerkelijke aangelegenheden in plaats van wereldse vorsten? En bepaalde de Schrift de gang van zaken in de Kerk, in plaats van kerkelijke traditie of opportunisme? Om kort te gaan, ging het in wezen om de vraag: Wie regeert de Kerk en het geestelijk leven van de mensheid - God of de mens? Dit waren fundamentele vragen! Hadden deze vragen niet op veler lippen gelegen in de dagen van Luther en Calvijn? Het antwoord van de Puriteinen op deze vraag was een overtuigd ja. Men bevestigde volmondig de vrijheid van de Kerk onder de soevereiniteit van de Schriften alleen. Hiervoor waren ze bereid te lijden met een vastberadenheid die net zo onverbiddelijk was als kalm.

Een overzicht van de geschiedenis

Nu we een aantal van de belangrijkste kenmerken van het Puritanisme hebben gezien, geven we een kort overzicht van de geschiedenis van de beweging. Hoewel de wortels reeds eerder gevonden kunnen worden, mogen we zeggen dat de puriteinse beweging begon rond 1559 met de 'Act of Uniformity' ('Wet van Uniformiteit') en als zodanig eindigde in de tweede helft van de zeventiende eeuw - wellicht officieel met de 'Act of Uniformity' van 1662 en de daaropvolgende 'Great Ejection' ('Grote Uitstoot'). Zo begon de beweging dus onder Elizabeth I, die haar wantrouwde; groeide ze onder Jacobus I (1603-1625), die haar vreesde; nam ze toe in kracht onder Karel I (1625-1649) en zijn Aartsbisschop William Laud, die haar verachtten; kende ze een korte maar verheven opkomst onder Cromwell (1654-1658), die haar eerde en eindigde ze onder Karel II (1660-1685) en zijn bisschoppen, die haar haatten.

Kerkelijk gezien zagen we al dat de Puriteinen ervan overtuigd waren dat de Reformatie in Engeland om politieke redenen in zijn groei was blijven steken, vóórdat die de Kerk had kunnen omvormen tot de eenvoud van het nieuwtestamentische model. In de zestiende eeuw probeerde de eerste generatie Puriteinen de noodzakelijke veranderingen op het gebied van kerkbestuur en eredienst door te voeren, met vooral politieke middelen. Koningin Elizabeth had een 'regeling' opgesteld die een middenweg aangaf tussen enerzijds het Rooms-Katholicisme en anderzijds het Calvinisme van Genève. Dit was het oorspronkelijke model van de Anglicaanse Kerk zoals wij die vandaag kennen. Elizabeth verwierp het 'extremisme' van de puriteinse stroming binnen 'haar' Kerk, hoewel zij ook veel van de politieke en religieuze leerstukken van het Katholicisme afwees. Zij was vastbesloten de volledige controle over zowel Kerk als Staat te verkrijgen en voor zover mogelijk de verschillende elementen binnen haar koninkrijk te verenigen. Door middel van wetgeving (de 'Acts of Supremacy and Uniformity' uit 1559) en de noodlottige Convocatie uit 1563 trachtte zij de onderwerping aan haar anglicaanse kerkmodel dwingend op te leggen.

Op het politieke vlak waren de Puriteinen geen partij voor Elizabeth en vanaf dit moment begon de beweging, nu ze politiek verslagen was, haar enorme energie voor andere doeleinden te gebruiken. Nu ze er niet in geslaagd waren om de Kerk van bovenaf, door middel van parlementaire wetgeving te veranderen, streefden de Puriteinen ernaar, met grotere inzet dan ooit tevoren, om dit te bewerken van onderaf door middel van de kansel, de drukpers en persoonlijke invloed. Van hier af is het werkelijke verhaal van het Puritanisme het verhaal van geestelijke groei en kracht. En de geschiedenis van de voortgang van het Puritanisme is niet het verhaal van nationale en provinciale kerkelijke vergaderingen, van allerlei initiatieven op het gebied van wetgeving, maar het is de geschiedenis van mensen wier campagne voor een godvruchtige Kerk en een godvruchtige Staat niet erg gehinderd noch echt geholpen kon worden door parlementen en hun besluiten. Het Puritanisme werd een basisbeweging die door de zeis van de wetgever wel beperkt, maar niet vernietigd kon worden.

Maar, hoewel het Puritanisme als beweging opgroeide binnen het raamwerk van de Anglicaanse Kerk, is het de vraag of we haar ooit kunnen beschouwen als een uitvloeisel van het Anglicanisme, laat staan als een vorm of ontwikkeling ervan. Wanneer we direct al in het begin de radicale verschillen zien tussen het puriteinse denken en de anglicaanse mentaliteit - zoals zichtbaar wordt bijvoorbeeld in de verschillen tussen John Knox en Richard Cox in de Engelse Kerk te Frankfurt, en tussen Hooper en Cranmer in de controverse over de kerkkledij van de geestelijkheid - beginnen we ons af te vragen of het Puritanisme niet altijd een vreemde eend in de anglicaanse bijt is geweest: wel erin, maar niet echt ervan, en dat van het begin af aan! Jazeker, gedwongen door de omstandigheden van die tijd lagen beide lange tijd dicht tegen elkaar aan, als twee stokken die zó dicht bij elkaar liggen dat ze op het eerste gezicht één lijken te zijn. Maar met het verstrijken van de jaren, en met de toenemende onhandelbaarheid van de door de politiek en door de bisschoppen gecontroleerde Anglicaanse Kerk, toonde het Puritanisme ontegenzeggelijk dat ze een beweging was met leven in zichzelf, met een onafhankelijke identiteit en dat ze in staat was zich onafhankelijk te ontwikkelen. In het begin kwam dit tot uiting in een aantal opeenvolgende waagstukken van afzonderlijke personen die zich weigerden te conformeren aan de Anglicaanse Kerk en een onafhankelijke koers volgden. Later kwam dit tot uitdrukking in de koers van de vroege Separatisten, nog later in de weg die de 'Pilgrim Fathers' gingen tijdens de regering van Jacobus I en tenslotte in de enorme uittocht van 'De Tweeduizend' ten tijde van de 'Ejectment' (de 'Grote Uitstoot') in 1662.

Men moet niet denken dat het Puritanisme gedurende deze periode verviel tot een op afscheiding gerichte beweging die zich niet wenste te conformeren aan de Anglicaanse Kerk. Het verhaal van het Puritanisme is er immers één van een verbazingwekkende groei, vooruitgang en ontwikkeling tot die volgroeide 'Nonconformity', die slechts de ware aard van het Puritanisme tot uitdrukking wist te brengen. Vanaf de laatste dagen van het bewind van Elizabeth I verspreidde de beweging zich doordat er honderden mannen opstonden die zich in hun nieuwe bedieningen toewijdden aan een gemeenschappelijke visie en een gemeenschappelijke geest die hen samenbond zoals geen partij-apparaat dat ooit had kunnen doen. Deze visie verflauwde niet met de jaren; de contouren ervan werden eigenlijk alleen maar duidelijker. En onder de invloed van de leiders van de beweging ging de visie van het puriteinse ideaal steeds meer tot de verbeelding spreken van het leger van nieuwe hervormers. De geschriften van William Perkins vulden de kasten van velen die nooit zijn krachtige prediking in Cambridge gehoord hadden. En de beroemde Seven Treatises ("Zeven Verhandelingen") van Richard Rogers, predikant te Wethersfield in Essex, wakkerden duizend vonken aan tot duizend vlammen vanwege de enorme inspiratie die er uitging van de eenvoudige, fundamentele manier waarop Rogers schreef over de puriteinse vroomheid. Tijdens de regeringen van Jacobus I en Karel I bewaterden de populaire werken van Richard Sibbes een grond waarin al goed gezaaid was door een voorgaande generatie. En gedurende de gehele daaropvolgende periode, waarin de Puriteinen de toon aangaven ten tijde van Cromwells regering, verenigden de vaardige pennen van Owen, Baxter, Goodwin en talloze anderen hen die door afstand gescheiden waren.

Tijdens deze lange jaren hadden de Puriteinen moeilijkheden genoeg en konden ze iedere bemoediging en inspiratie gebruiken. Hoewel de bakermat van Jacobus I (1603-1625) in het presbyterianisme lag, koos hij later toch voor de episcopaalse, anglicaanse kerkinrichting. En toen hij zag dat het Puritanisme een serieuze beperking van zijn koninklijke 'rechten' en machten betekende, zwoer hij aan de puriteinse leiders dat hij hen "het land uit zou jagen". Maar terwijl Jacobus hen het Oude Engeland uitjoeg, leidde God hen snel het Nieuwe Engeland binnen. En anderen die niet naar Amerika gingen, hielden zich schuil in de hollandse havensteden tot betere tijden zouden aanbreken. De meerderheid bleef thuis om de storm te doorstaan die, met de kroon van Jacobus op het hoofd van zijn zoon Karel I (1625-1649), in kracht toenam. Maar er staken ook onheilspellende tegenwinden op tegen het bewind van Karel I, want het Puritanisme stond gedurende deze turbulente jaren niet alleen. Dankzij het puriteinse denken zagen ideeën over geestelijke principes het licht die vèrstrekkende gevolgen zouden hebben voor zowel het seculiere als het religieuze leven - in de Staat zowel als in de Kerk. Het Puritanisme benadrukte dat het individu nooit beschouwd mag worden als louter een pion in het schaakspel van de geschiedenis. Had immers niet ieder mens een onsterfelijke ziel? Was de Zoon van God niet gekomen om voor zulke mensen te sterven, net zo goed als voor koningen en machthebbers? Bovendien plaatste de puriteinse leer over de plaats van het geweten en de wetten en vrijheden ervan in het leven van het individu, de onderdaan tegenover zijn vorst en niet onder diens voeten. En vanuit zijn nieuwe positie verkreeg de 'gewone man' een nieuw en totaal ander perspectief. En dit was niet slechts een verandering van het theoretische denken; neen, dit zou een verandering teweegbrengen in het verloop van de totale engelse geschiedenis. Karel I holde de engelse vrijheden uit en zijn dweepzieke Aartsbisschop William Laud deed pogingen om het Protestantisme, dat de vrijheid van de menselijke geest hoog in het vaandel had en dat aangehangen werd door een groot deel van de natie, aan banden te leggen. Hiermee haalden de leiders van dat regime zich de toorn van een diep verontwaardigde geestelijkheid op de hals, alsook de toorn van degenen die zich opnieuw bewust begonnen te worden van de waardigheid en de verantwoordelijkheden van het individu. Hieruit ontstond een nieuw, militant, 'politiek Puritanisme'. Dit zou leiden tot de beweging die het Parlement grote macht zou gaan geven ten koste van de macht van koning Karel I gedurende de veertiger jaren van de 17e eeuw. En uiteindelijk zou dit nieuwe politieke Puritanisme gedurende de vijftiger jaren veel Puriteinen tot volbloed Republikeinen maken. Het was deze revolutie die het religieuze Puritanisme eindelijk haar vredige periode van echte vrijheid gaf. En nadat de Burgeroorlogen (1642-1648) de macht van zowel de koningsgezinden als de kerkvorsten gebroken hadden, genoot het Puritanisme onder het verlichte en gezagsvolle, krachtige bewind van Oliver Cromwell haar grootste uitbreiding en kon het zich ook ten volle ontplooien.

Het politieke en het religieuze Puritanisme zouden echter geen geschikte partners blijken. Vele Puriteinen waren nog steeds gematigd koningsgezind. Velen hadden weinig liefde voor en veel wantrouwen jegens Cromwell. En onder de puriteinse geestelijkheid werden er maar weinig mannen gevonden die net zo'n ruime geest en net zo'n scherp politiek inzicht hadden als de 'Protector' (Beschermheer). De zogenaamde 'Heerschappij der Heiligen' droeg de hele tijd het zaad van de zelfvernietiging in zich. Zo waren er bijvoorbeeld binnen de dominerende presbyteriaanse partij, die een meerderheidspositie innam, velen die net zo enghartig en hardvochtig konden zijn als hun vroegere episcopaalse vervolgers. En dat terwijl de meer gematigde Puriteinen, zoals degenen uit het Barebones Parliament - een door Cromwell in 1653 samengesteld parlement dat uitsluitend uit puriteinse notabelen bestond en dat een kort leven beschoren was - hopeloos verdeeld waren. Al snel werd duidelijk dat waar de puriteinse predikant op de kansel onvergelijkbaar waardevol kon zijn, de puriteinse politicus onuitstaanbaar kon zijn in het parlement. De verschillende puriteinse politieke groeperingen, en die van de Republikeinen in het algemeen, versplinterden zowel hen die regeerden als hen die geregeerd werden. Slechts één hand was sterk genoeg om zo'n onhandelbaar roer te bedienen. En toen die hand van 'Beschermheer Cromwell' tot rust kwam door zijn dood, werd het schip van de Staat snel van de werkelijke - of vermeende - rotsen van anarchie geloodst naar de rustige - en stilstaande - wateren van een nieuwe periode van monarchie.

De snelle terugkeer van het Stuart-geslacht op de engelse troon in de persoon van Karel II, na de dood van Cromwell en de val van zijn republiek, had het einde van de 'puriteinse revolutie' kunnen betekenen. En dat zou inderdaad het geval zijn geweest als het Puritanisme niet méér geweest zou zijn dan louter een politieke revolutie ten tijde van de Burgeroorlogen. We hebben echter al genoeg gezien om aan te kunnen tonen dat achter dit politieke gebeuren een veel grotere en zuiverder geestelijke puriteinse revolutie schuilging, die in allerlei opzichten boven de politieke dimensie van de beweging uitsteeg. Ze begon lang voordat de hand van Oliver Cromwell een engels zwaard zou dragen - en de beweging zou nog lang nadat het zwaard van Cromwell te ruste was gelegd, voortleven. Echter, na 1660 moedigde een koningsgezind parlement, opnieuw met Anglicaanse bisschoppen erin, ijverig de vervolging van de Puriteinen aan - een vervolging die weigerde onderscheid te maken tussen politiek en geestelijk Puritanisme. Al snel werd het Gebedenboek ('Book of Common Prayer') opnieuw dwingend opgelegd, nadat het zodanig veranderd was met het oog op het hernieuwde verplichte gebruik ervan, dat in de ogen van velen de kritiek van een puriteins predikant gerechtvaardigd was: "Gebrekkig in noodzakelijkheden, overtollig in overbodigheden, gevaarlijk in sommige zaken, aanvechtbaar in vele en ongeordend in alle!" Dit verplichte gebruik van het Gebedenboek werd snel gevolgd door de beruchte 'Act of Uniformity' van 1662 waaraan, en de ontwerpers wisten dat heel goed, de Puriteinen als geheel zich nooit zouden onderwerpen. Deze wet eiste, naast "ongeveinsde instemming en overeenstemming" met alles wat stond in de nieuwe editie van het Gebedenboek, onder andere dat men de eigen presbyteriaanse bevestiging in het ambt van predikant zou verloochenen en verwerpen, en zich zou onderwerpen aan een hernieuwde wijding in het priesterambt door een bisschop in de Anglicaanse Kerk. De wet eiste tevens een eed van trouw aan koning Karel II, wat daarmee ook een verwerping betekende van de 'Solemn League and Covenant' ('Plechtige Verbintenis en Verdrag') uit 1643, welke het verzet van het parlement tegen Karel I had gerechtvaardigd. Het was geen verrassing dat vele Puriteinen de loochening van hun eerdere bevestiging tot het ambt als godslasterlijk beschouwden. En hoewel ze welwillend bereid waren loyaal te zijn aan de nieuwe koning, beschouwden ze de formele afzwering van het eens gesloten 'Covenant' als meineed. Het was dan ook geen verrassing dat de grote meerderheid van de Puriteinen de eis tot een met de eed bekrachtigde instemming en overeenstemming met de volledige inhoud van het nieuwe Gebedenboek op zou vatten als een net zo ernstige aanranding van de waarachtige godsvrucht.

Het onvermijdelijke volgde en nog vóór de winter van 1662 waren bijna 2000 van de meest waardevolle mannen in de Kerk uit hun bedieningen verdreven - de wereld ingejaagd, veelal noodlijdend, samen met hun gezinnen. Dit werd gevolgd door een reeks van gemene en ingenieuze Wetten die erop gericht waren de uitgestotenen het prediken, zelfs in het verborgene, onmogelijk te maken; de straffen varieerden van onbeduidend tot zeer wreed. Vervolgens kwam er een campagne van laster en smaad op gang die de naam van de puriteinse beweging als geheel trachtte te besmeuren alsof zij slechts bestond uit sektariërs, fanatici, rebellen en onwetende en ongebalanceerde mensen. Men was snel vergeten dat de meesten van hen ontwikkelde lieden waren, die hun opleiding hadden genoten aan de Universiteiten van Oxford en Cambridge. Velen van hen hadden bekend gestaan als beschaafde en zeer gematigde mensen en allen waren mannen van onberispelijke vroomheid.

Rest ons de vraag of dit alles nu leidde tot de vernietiging en het falen van het Puritanisme. Het antwoord dat de geschiedenis ons geeft, is duidelijk: Nee, dat deed het niet. Het Puritanisme werd door de vervolging en de politieke nederlaag niet vernietigd, maar veranderd. Het ging over in een radicaal godsvruchtige 'Nonconformity', de onafhankelijke, niet-anglicaanse kerken en gemeenten die weigerden zich te conformeren aan de Anglicaanse Kerk. En als zodanig begon er een nieuwe fase in haar eigen religieuze ontwikkeling en in die van de natie als geheel. Een nieuwe fase die de lange periode van vervolging onder het huis van Stuart overleefde en die het herstel van oude vrijheden meemaakte tijdens de 'Glorious Revolution' (de 'Glorierijke Revolutie') in 1688. Een fase die ook de nog verraderlijker en zeker niet minder gevaarlijke periode van wijdverbreide apathie en verharding gedurende de eerste decennia van de achttiende eeuw overleefde. De beweging (Nonconformity) overleefde dit alles en zou aan het einde van de achttiende eeuw het begin aanschouwen van de gedenkwaardige periode van expansie op het gebied van zending. Het begon met de Baptist William Carey rond 1790 en mondde uit in de grootschalige zendingsbewegingen van de engelse 'Nonconformity' gedurende het Victoriaanse tijdperk. En deze fase van Nonconformity duurt voort tot op de dag van vandaag in de gedaante van de huidige 'Evangelische Nonconformity'. Ook voor deze eigentijdse 'Nonconformity' zijn de levens en de geschriften van de Puriteinen nog steeds een blijvend monument en een onuitblusbare bron van inspiratie.

Bron: The Genius of Puritanism

Geen opmerkingen: